vrijdag 17 juli 2015

Vliegende ratten

‘Duiven worden ook wel vliegende ratten genoemd’, las ik in het communicatieplan van mijn voorganger. Het was 2007 en ik was net begonnen als de kersverse junior-adviseur op de communicatieafdeling van Stadsdeel Oud-West. Het duivenprobleem was serieus, zo begreep ik uit de analyse. Natuurlijk, omdat hun zure uitwerpselen menig gevelkunstwerk bevuilen en beschadigen, maar ook omdat de beesten allerlei bacteriën schijnen te verspreiden. De goedwillende burger die, al dan niet vergezeld van eigen kroost, ruimhartig strooit met broodkruimels, had kennelijk geen weet van de ellende die onze grijze koerende vrienden konden veroorzaken. ‘Mensen vinden ze leuk, en dus blijven ze gevoerd worden. Met alle gevolgen van dien’. Aan de communicatieprofessional de taak om iets te doen aan kennis, houding en gedrag van de duivenvoerende populatie in Oud-West. Er lag een plan voor posters en een informatiefolder. En, mensen aanspreken; ook dat was belangrijk.

Ik nam mijn werk zeer serieus. Een paar weken later, op weg naar kantoor, zag ik de Turkse bakker zijn brood-overschot op straat gooien. ‘Voor de vogeltjes’, zei hij joviaal. Ai, deze meneer was vast niet bekend met het fenomeen ‘Vliegende Ratten’. Ik schraapte mijn keel: “Meneer, weet u dat het eigenlijk niet goed is om brood op straat te gooien voor de duiven?” Hij kwam lachend op me af. In gebrekkig Nederlands vroeg hij waar ik werkte, waar ik woonde, en of ik getrouwd was. Tot zover mijn poging om de brave burger wat nuttige kennis bij te brengen. “Ehm… nog een fijne dag verder!” riep ik en ik maakte me uit de voeten.

2 april 2014: “Ik ga even naar mijn kinderen”, zei de vrouw op het bankje in het Erasmuspark. Ik zat naast haar, genietend van de zon en van mijn middagpauze. Steunend op haar rollator stiefelde ze richting het grasveldje aan de vijver. Haar jas en haar radiootje, die stond afgestemd op een praatzender, liet ze achter. Met een grote Albert Hein-tas liep ze richting grasveldje. De duiven kwamen koerend op haar af. In hun kielzog, een bruine gans met vijf donzige ganzenkuikens. ‘Dat zijn nijlganzen’, sprak ze. Ongetwijfeld luistert ze ook altijd naar Vroege Vogels. Ik herinnerde me dat niet alleen duiven, maar ook ganzen je behoorlijk wat last kunnen bezorgen. Hun harde gesnater, hun hinderlijk in de weg lopen, hun vieze zure poep, hun gepik in je kuiten… Ergens voelde ik de ambtelijke plicht om de oude dame wat voorlichting te geven. Maar, ik kon het niet over mijn hart verkrijgen om deze vriendelijke vrouw haar pleziertje te ontnemen. Dan maar een weiger-ambtenaar…

Geen opmerkingen:

Een reactie posten