vrijdag 17 juli 2015

Onveilig gevoel

Ik werk alweer vier jaar in Bos en Lommer; de wijk in Amsterdam West die bekend staat als Geen Lekkere Buurt. De kranten werken daar vrolijk aan mee. Evengoed zie ik dat toch anders: er gebeuren van allerlei mooie dingen in de wijk en zijn zat mensen die er wat van willen maken, al wonen ze dan in een van de armste wijken van Nederland. Als medewerker van het stadsdeel zit je daar met je neus bovenop. Ja, er is wel eens naar me gesist, in combinatie met een oneerbaar voorstel, maar verder heb ik nooit een aanleiding gehad om me onprettig te voelen op de straten van BoLo, zoals de wijk hier dikwijls wordt genoemd.

Tot vanochtend. Vanaf station Sloterdijk wandelde ik naar het Bos en Lommerplein, met een podcast van oude Ronflonflon-afleveringen op den oortjes. Ja, ook op mijn bijna nuchtere maag kan ik de humor en praatjes poep van Jaques Plafond goed verdragen. Voordat ik het plein oploop, moet ik een tunnel onderdoor. De auto’s op de A10 razen eroverheen, de duiven pikken er gretig van het versgegooide brood en vaak passeer ik een enkele fietser. Deze keer was het stil. Rubber zolen, dus ook mijn voetstappen waren nauwelijks hoorbaar. De jongen met de rode capuchon die met z’n rug naar me toe stond, had me dan ook nog niet opgemerkt. Tot dat ik op een snoeppapiertje trapte. Het knisperende geluid galmde door de tunnel. Een oorverdovend geluid in de stille ochtend. De jongen draaide zich om en voor mij geheel onverwachts kwam daar zijn gabber aangesneld. Ze staken over mijn richting op. Ik ging de tunnel in en zij kwamen pal achter me lopen. Als mijn jas geen kraag had, kon ik hun adem waarschijnlijk voelen in mijn nek. De twee bleke figuren spraken een taal die ik niet verstond. Om hen heen hing een intense wietwalm. En onbeschrijfelijk sterk Niet Pluis-gevoel maakte zich van mij meester. Een van hen frommelde in hun jas en ik meende een metaal-achtig geluid te horen. Een mes?

 Ik was bang en tegelijker tijd bijzonder helder. Snel zette ik de feiten op een rijtje: ik loop door een tunnel, die jongens zijn wat van plan, ik moet hier wegwezen. Ik ging fier rechtop lopen en maakte me breed. Stevig de pas erin. Ik bedacht me dat ik met de pensleutel aan mijn sleutelbos met een beetje mazzel ten minste een van die kornuiten lelijk kon verwonden. Ik was klaar om me het schompes te gaan hollen en als het moest, kon ik ook heel hard gillen. Ondertussen kwetterden Wim T. Schippers en Clous van Mechelen vrolijk door in mijn oren.
Bijna was ik aan het einde. Maar, ook rond de garage en het hotel was nog niemand te zien en het was maandag, dus geen markt en dus geen hond op het plein. De jongens hadden nog kansen genoeg. Ik haalde mijn telefoon uit m’n zak en belde Jody. Het leek wel een eeuw te duren voordat-ie opnam. Mijn overduidelijk geacteerde “Heee… Hoe istie?” maakte een einde aan de vervelende achtervolging. Op weg naar het plein scheidden onze wegen. Als een film heb ik dit hele verhaal nog diverse malen afgespeeld in mijn hoofd, inclusief een heel palet aan alternatieve eindes. Ik denk dat ik de komende dagen wat schichtiger zal zijn als ik mijn ochtendwandelingetje maak.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten