vrijdag 17 juli 2015

De olifanten bijna thuis (voor schrijfwedstrijd Buitenfant - Almere)

Hoe lang stonden ze hier nu al: een jaar of 14? Nee, alweer bijna 15 jaar? Ze waren de tel kwijt. Dag in dag uit was hun blik gericht op het langsrazende verkeer op de snelweg. Zo af en toe kwam er eens een kladderaar die het nodig vond om de kudde van een verfje te voorzien. En daarna mannetjes in velgekleurde hesjes om ze weer schoon te spuiten. En dan ineens die dinosaurus die daar ineens opdook. Dat was even schrikken. Maar voor de rest was iedere dag hetzelfde: hun blik op het blik.

Een fris en nieuw begin: dat was waar ze allemaal van droomden. Maar hoe dan? En waarheen dan? Tijd voor een vergadering. De kuddeleider – Eén - nam het woord: ‘Jongens, ik vind het wel welletjes. Wij gaan naar Buiten.’ Twee, Drie, Vier en Vijf keken verbaasd. ‘Naar… Buiten? We zijn toch al buiten? Oh…. Almere Buiten, daar waar het zo groen is?’ vroeg Twee. Vier verzuchtte ‘Hier is het ook groen.’ Vier was duidelijk bang voor verandering. Een kwestie van loslaten, vond Eén. ‘Het centrum van Buiten, dat wordt onze nieuwe huiskamer,’ vervolgde hij dromerig. ‘Leuk!’, trompetterde Drie. ‘Het schijnt zelfs dat ze er af en toe Bingo spelen. Ik weet niet Bingo is, maar het woord klinkt zo vrolijk!’ Die gekke blije Drie, altijd even maf. Het was bijna niet te zien, maar altijd als er een gele vrachtwagen voorbij reed, dan maakte hij een sprongetje. Vond hij leuk.

Eén vervolgde: ‘Ja, beste olifanten: het centrum van Almere Buiten is verrassend en veelzijdig. Er is van alles te doen, het is kleurrijk, het is er gezellig… Daar ligt onze toekomst.’ Vier was nog altijd niet overtuigd. ‘Je klinkt als een reclamefolder!’, mopperde hij. ‘Ach, kop op, Vier,’ zei Vijf. ‘De mensen zijn vast heel erg gastvrij. Ze vinden ons vast leuk. Nu denken mensen nog als ze ons zien: “We zijn bijna thuis!” en straks zien ze ons en denken ze: “In Buiten zijn we Thuis!” ‘Jaaaaaa!’, schaterde Drie en hij maakte een sprongetje. ‘Jahoor, gele Scania….’ zuchtte Vier vol ergernis.

Vier stemde tegen, maar de rest was voor. ‘Wanneer gaan we?’, vroeg Vijf. En zo brak de laatste avond langs de A6 aan. “Daaaag Audi’s, daaaag Volvo’s, daaaag Peugeots, daaaag Citroëns, daaaag Kawasaki’s.…’ ‘Jajaja, Drie, nou weten we het wel!’, gromde Vier. En zo vertrokken ze. Sjok, sjok, sjok de polder door de Evenaar op. ‘Pfffff…. Hoe lang nog?’, vroeg Vier. Waarop Eén antwoordde: ‘We zijn bijna thuis’.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten