vrijdag 20 november 2009

Goed excuus

Het is alweer een paar maanden geleden dat we met vakantie gingen. “Waar ga je heen?”, vroeg een collega. En floep!, daar werd mijn excuus-modus weer geactiveerd. We gaan namelijk al jaren met de bus naar de Spaanse Costa. Harde bewijzen heb ik niet, maar ik weet zeker dat mijn vakantiebestemming afbreuk doet aan mijn beetje-nerd-maar-toch-hip-imago. Je hoort mensen denken: wat is jouw excuus om A: niet met een backpack van 50 kilo, afritsbroek en The Lonely Planet in de hand door Azië, Australië of zo’n ander hip continent waar nog geen hond is geweest rond te trekken? En B: om 24 uur lang in zo’n bus vol Neanderthalers te zitten? En dus leg ik weer braaf verantwoording af aan al die oprecht belangstellenden die hun vakantie ongetwijfeld doorbrengen in zo’n ééénig wijnboerderijtje in de Dordogne – ‘Jahaaa, want wij zijn Frankofiel’ – met Du Pain, Du Vin en zo’n Frans kaasje, gekocht bij Le of La Jumbo, L’Albert Hein…. “In Spanje schijnt de zon, met de bus is goedkoper en bovendien mag mijn man om medische redenen niet met het vliegtuig.” Echt waar, hoor. Of we dan niet met de trein naar Italië kunnen, want dat is toch veel spannender?. Iets feller verdedig ik me dan: “Als ik op vakantie ga, wil ik geen treinenstress. Ik ga potdorie elke dag al met de trein!”

Dit jaar namen we mijn ouders mee op vakantie. Een experiment, want de laatste keer vakantie met mijn ouders was al weer even geleden: Lay’s was nog Smiths, MTV was nog leuk en Kurt Cobain leefde nog….
Tijdens de busreis werden we blootgesteld aan Frans Bauwer, een spelletje Bingo en de flauwe grappen van de chauffeurs. Maar het ergste moest nog komen: het promotielied van deze touringcargigant. Het arrangement klonk als een kruising tussen Luv en Imca Marina. En dan die tekst: “En het is echt waar, en het is echt waar, en het is echt waar: Solmar heeft alles voor elkaar!” Ik weet dat er in de marketingwereld prestigieuze awards te winnen zijn. Als er ook eentje is in de categorie Tenenkrommende Promotiemiddelen, dan is het Solmar-lied een hele goede kanshebber. Een goed excuus om toch mee te zingen: “Ach, het is zo héérlijk fout!”

De vakantie zelf was wederom heerlijk: zon, zee, strand, een hoop lekkernijen en vooral: rust! En daar waren we voor gekomen. We hebben er met volle teugen van genoten. Mijn ouders lieten al doorschemeren dat ze volgend jaar eigenlijk wel weer met ons mee zouden willen. Dus mijn excuus voor volgend jaar weet ik al: “Ja, mijn ouders wilden zo graag….!”

vrijdag 11 september 2009

Taalpurisme

Ik ben gek op taaldingetjes: geneuzel over herkomst van woorden, flauwe woordgrapjes, het krakkemikkige Engels van enge stropdassendragers, de eindeloze creativiteit van sportverslaggevers en ga zo maar door. Voor mijn verjaardag kreeg ik het boekje ‘Taal is zeg maar helemaal mijn ding’. Hoera! Leesvoer voor de kommaneuker. Waarom hebben wij het ineens over ‘Een’ Wim Kok, ‘Een’ Mart Smeets? Pissig, strontsacherijnig zijn en schijt hebben aan, ga toch poepen... Vanwaar al die uitdrukkingen met uitwerpselen erin verwerkt? Heerlijk dat er meer mensen zijn die zich dat soort dingen afvragen. Ik weet alleen niet of ik Pauline Cornelisse zou durven aanspreken, mocht ik haar ooit tegenkomen. Ze heeft zo’n enge, intellectuele blik die mij zoveel zegt als: “Maak je een domme taalblunder, dan brand ik je tot op je veters af!” Oké, lamaar.

Hoewel taal ook ‘helemaal mijn ding’ is, vind ik de echte kommaneukers soms knap vervelend. Ik vertelde een vriendin over een onenigheidje met weer een andere vriendin. Erg wijvig, ik weet ‘t. “Dat vind ik naar haar toe eigenlijk niet eerlijk.”, blaatte ik. Ze wees me erop dat dit wel een erg wijvige uitdrukking was voor mijn doen. Ze had gelijk: ‘Naar haar toe’ past prima in het rijtje ‘Ik heb zoiets van’, ‘dat is helemaal thuiskomen’ en ‘Oh, hélemaal leuk!’. Achteraf was ik blij dat ze me erop wees, maar op het moment zelf was mijn hele relaas in één klap doodgemept. Ik betrap mezelf erop dat ik mijn zinnen tegenover haar – brrr! zorgvuldiger formuleer dan bij anderen. Dat is nou het effect dat de kommaneuker teweeg brengt. En bedankt!

Erger als, ehm, dan de kommaneukers die af en toe nog wel eens een blundertje door de vingers zien, zijn de échte taalpuristen. Leuk zijn ze pas als ze daarin de plank een beetje mis slaan. Mijn collega is zo iemand. Laatst zat ze luidkeels te oreren over een safari door een landschap met allerlei schitterende cactussen “eh, cacti, bedoel ik.” In de rest van haar verhaal kwam het woord cacti nog zeker vier keer langs. Nou ben ik geen gymnasiast en ik geloof best dat cacti de correcte meervoudsvorm is van cactus, al zet mijn spellingscontrole er een rode streep onder. Zegt de ene muziekfreak tegen de andere: “Zeg, heb jij nu alle alba van The Doors?” Of: “Ik heb nog twee stuks kauwga. Wil jij ook?” Nog eentje: "Daar aan de bar zit een aantal machi." Pas op: geen alba's, kauwga's en machi's! Taal: het is potdomme ook niet makkelijk...

Moet ik eerlijk zeggen: ik mag ook graag een potje kommaneuken. Zo verbeter ik Jody al twaalf jaar lang als hij weer eens roept dat iets duur kost, dat Sony beter is als Philips en als hij zegt dat je een Rolex niet met een Seiko mag vergelijken, dan stel ik dat steevast ter discussie: “En waarom zou dat dan niet mogen? Als ik iets wil vergelijken, moet ik dat toch zelf weten?" Hij vindt me vast heel vervelend op zo’n moment. Laatst, tijdens ’t rondje met ’t hondje, was onze zwarte Labrador lekker door de bosjes aan ’t struinen. Het was al donker en dus was hij haast niet te zien. Jody vroeg me: “Wat is die hond daar aan ’t doen? Piestie of kaktie?” Volgens mij was dat correct spreektaal-Nerderlands. Sjeezus… Cacti… Ga toch poepen!

woensdag 26 augustus 2009

Wachten duurt lang...

Wat is wachten toch vervelend. Wachten op de trein, wachten voor het stoplicht, wachten op de dokter, wachten op reactie... Vooral die laatste, daar kan ik slecht tegen. 18 augustus had ik een prettig gesprek met de hoofdredacteur van mijn favoriete tijdschrift. Ik ging huiswaarts in blijde verwachting van een eerste proefklus: een artikel om te redigeren. ’s Avonds opende ik mijn mail en jawel hoor: in mijn Postvak In zat een zalig technisch artikel over modulaire synthesizers; weer eens wat anders dan hondenpoep. Deadline: maandag 24 augustus.

Na een paar uur schrappen, strepen, opnieuw formuleren, spellingscheck – is 'kalibreren' nou met een C of met een K? -, schrijfwijzer, thee, hardop voorlezen, schrappen, herschrijven, laatste check, voelde ik me zeker genoeg om mijn tekstbrouwsel terug te mailen. Ver voor de deadline, natuurlijk.

Het grote wachten brak aan. Zou hij vrijdag al reageren? Wie weet. Hoopvol checkte ik mijn mail. Nog niets. Zaterdag en zondag ook niet. Logisch. Maandagochtend: niets. Maandagmiddag: bingo! Dacht ik… Hij mailde dat hij het ontvangen had (mooi!), maar dat hij nog moest bijkomen van Lowlands (oh ja, hoofdredacteuren hebben óók een leven). Waarschijnlijk kon hij er dinsdag naar kijken. (ok, prima).

Het is nu woensdag en nog steeds blijft het stil aan de overkant. Hoe langer ik wacht, hoe meer spookbeelden er ontstaan in mijn brein. Rode draad: “Ze vinden het vast helemaal niks!” Inmiddels durf ik het bewuste artikel niet meer te openen, bang dat ik ineens stuit op een knetterende taalfout. Manlief steunt me zoals altijd: “Joh, ga nou niet bellen, gewoon even wachten. Misschien gaat jouw artikel wel de hele redactie rond, omdat ze het zo goed vinden.” De lieve schat. “Wachten duurt lang”, zei mijn moeder altijd. Ze heeft gelijk. Er zit niets anders op dan hopen dat mijn lange wachten wordt beloond....

Update vrijdag 28 aug: Yessss, in de pocket!!

zaterdag 1 augustus 2009

Horen, zien en schrijven

Mijn collega had mijn blogs gelezen. Of ik niet bang was dat ik mensen – zoals mijn schoonmoeder in dit geval - onbedoeld op de tenen zou trappen. Ik antwoordde dat een column best een beetje puntig mag zijn. Bovendien is ze digibeet, dus heb ik niets te vrezen.

Terug op mijn werkplek zat ik er wel over na te denken: kan ik zomaar alles schrijven? Vijf jaar geleden had ik rustig een verhaal op het net geslingerd over de smeuïge kanten van het werk bij de gemeente; het was horen, zien en schrijven. Nu ben ik ouder en wijzer. Mijn hyves-account heb ik onleesbaar gemaakt, want opheffen mag niet van die nare Raymond. In plaats daarvan ben ik nu actief op LinkedIn. Jaja, we worden serieus. Als communicatieadviseur heb ik geleerd om voorzichtig te opereren: niet zomaar van alles roepen, terwijl ik van nature soms wat te scherp uit de hoek kan komen. En ik ben me er terdege van bewust dat je via al die schrijverij ook werkt aan je eigen PR. Wat kan ik me dan nog permitteren?

100% genuanceerd worden: da's een mooi streven, dacht ik zo. Maar is dat wel realistisch? En niet roddelen: ook zoiets waar ik me af en toe aan bezondig. Soms is het ook o zo verleidelijk: even lekker ongenuanceerd ouwehoeren over alles wat je verbaast, stoort, verwondert, buitengewoon nieuwsgierig maakt... Hoe moeilijk was het laatst dan ook toen een beleidsmedewerker onze kamer binnen kwam stormen met een hele sappige roddel over een wethouder van alweer een paar bestuursperioden geleden. Ik sprong direct in de houding: “Met dit soort verhalen moet je altijd oppassen. De kans is zo ontzettend groot dat het niet waar is…imagoschade… blablabla,” enzovoorts.

Ondertussen was ik strontnieuwsgierig. Mijn collega’s kennelijk ook, want in het restaurant waar we die avond uit eten gingen, vlogen de speculaties over en weer. Het zou je toch gebeuren dat er net een journalist van z’n tournedosje én van je sappige verhalen zit te genieten. Zeker niet onmogelijk. Achteraf voelde ik me niet happy, want ik had het onderwerp op smakelijke wijze aangeroerd. Ik voelde me slecht. “Ahum, wat had je vanmiddag ook alweer gezegd over imagoschade?” beet mijn interne criticus me toe.

Misschien moet ik er ook niet naar streven om 100% genuanceerd te worden. Het lijkt me eigenlijk ook vreselijk saai. Zo af en toe moet je jezelf toch even uitlaten; even ergens tegenaan piesen. Niemand is ten slotte perfect. Ik pretendeer dat ook niet te zijn. Bovendien moet je jezelf niet verloochenen. “Hm… ik moet nu wel opletten met wat ik zeg: je schrijft er zo een column over”, stelde mijn collega. Reken maar dat ik dat doe. En u bent gewaarschuwd: soms ben ik nu eenmaal wat ongenuanceerd...

zondag 26 juli 2009

Shit-artikel

Elke zes weken ploft mijn favoriete tijdschrift op mijn deurmat: Interface magazine. Gretig scheur ik het plastic eraf en de uren daarna laat ik me uitgebreid informeren over de nieuwste speeltjes, tips, trics, ins & outs voor de (home)studio. Dit alles onder het genot van een vers kopje thee. Ja, alles kan een mens gelukkig maken.

Mijn knopjeshobby vindt zijn oorsprong in de jaren tachtig, toen mijn muffe muziekleraar kennelijk ineens een vlaag van verstandsverbijstering had en een synthesizer meenam. Ik nam pianoles (want synthesizerles bestond niet) en gaandeweg werd ik de nerd die ik nu ben. Jeweetwel, zo iemand die bij de eerste tonen van het intro van Duran Duran's Save a prayer meteen de vrolijk gekleurde Roland Jupiter 8 voor zich ziet. Over het algemeen komt deze afwijking voor bij mannen. Bij vrouwen is het zeer zeldzaam.

Zou het niet geweldig zijn als ik voor mijn favoriete vakblad kon werken? Ik besloot te bellen met de redactie van Interface. Zoals ik al verwachtte, werken zij inderdaad met freelancers, maar dan wel allemaal uit de audiowereld. Ai. Ik vertelde dat ik het vermogen bezit om technisch jargon te redigeren tot een artikel dat zelfs mijn moeder zou kunnen snappen. Hij leek er wel wat in te zien. "Een frisse blik van een dame met een andere invalshoek is misschien wel eens goed." Haha, de eerste audioglossy: "De Nord Lead Wave heeft een uitstekende sample-unit en ruige filters. En hij past trouwens uitstekend bij mijn rode jurkje!"

Enfin: of ik iets van een cv of een voorbeeld van mijn werk kon sturen. Al snel had ik een mooie e-mail geschreven over de communicatieadviseur annex tekstschrijver annex audiohobbyist. Maar nu nog een artikel... Ik liet mijn gedachten gaan over de vele epistels die ik heb geleverd voor onze wijkkrant en het personeelsblad: hmmm... Interview met Arie van de veegdienst? De Milieumarkt: een daverend succes? Adopteer Uw Afvalbak? Uiteindelijk sloot ik een pdf'je bij met de veelzeggende titel: 'Hondenpoepcampagne: niet anti-hond, wel anti-poep', een vermakelijk artikeltje over ergernis nr. 1 in Amsterdam, compleet met streamers, quotes en een blijde boodschap.

Na dertig keer overlezen drukte ik op Send. En meteen bekroop me het gevoel dat ik mijn glazen had ingegooid met een bowlingbal. Je gaat voor een geweldige klus als freelance tekstschrijver bij een audioblad en je stuurt een stuk over hondenpoep? Wat een grap! Ze zullen wel gelachen hebben daar op de redactie. Ze hebben nog niets van zich laten horen. Tja, en nu maar - vergeef me de woordspeling - hopen dat ze me toch nog ooit nog eens gaan bellen. Ondanks mijn shit-artikel...

Update 29 juli: ik mag op gesprek komen: dat belooft wat...!!

vrijdag 24 juli 2009

Desperate housewife

Verjaardagsfeessies bij ons thuis: ik zie er altijd als een berg tegenop. Hoe op en top ik ook alles voorbereid heb: bij de komst van mijn schoonmoeder verander ik spontaan van het type "alles onder controle" in de nerveuze buurvrouw van Hyacinth Bucket eh… Bouquet. Of in Susan Mayer, die nerveus met haar ietwat verbrande Macaroni Cheese arriveert bij de zoveelste potluck in Wisteria Lane.

Mijn schoonmoeder mag je gerust een gediplomeerd huisvrouw noemen. Waar mijn geheugen vooral in beslag wordt genomen door nutteloze weetjes, een bomvol muziekarchief en duizenden trucs om het gemis van een paar goede ogen te compenseren, is haar harde schijf gevuld met duizend-en-één manieren om vlekken te verwijderen, borrelhapjes te maken en overhemden te strijken. Uiteraard weet ze je ook feilloos te vertellen waar je allerlei culinaire verwennerijen vandaan moet halen: ‘Want de kippenvleugeltjes haal ik ál-tijd bij de Lidle!”. Ik vrees dat ik geen partij ben voor haar. Een hoop gevloek, een brandlucht en uiteindelijk het ronkende bezorgbrommertje op de oprit, kenmerken mijn functioneren als huisvrouw. En oh ja: ik ben ook nog eens vreselijk slordig! Een doorn in het oog van mijn liefhebbende echtgenoot, die zijn dierbare overhemden niet aan mij toevertrouwt, maar ze eens in de zoveel tijd aflevert bij zijn moeder.

Waarom Jody op mij is gevallen is me nog altijd een raadsel. Hoewel ik niet meer dat jaloerse miepje ben van 12 jaar geleden, kan me nog wel eens de angst bekruipen dat een mix tussen Wendy van Dijk en mijn schoonmoeder ons pad kruist, met alle gevolgen van dien. En laat het me nou laatst toch gebeuren dat er een blonde huisvrouw met mijn vent zat te flirten; right under my nose!

We waren op een verjaardag waar de wijn rijkelijk vloeide. Blonde Anja ging naast mijn man zitten en voor ik het wist, voerde ze hem plakjes worst, nootjes en schonk ze hem wijn in. En waarschijnlijk was ze ook met alle liefde bij ons thuis gekomen om zijn wasgoed te strijken. Ze veronderstelde dat niemand waarschijnlijk ooit tegen hem had gezegd dat hij echt een knapperd was. Ze herhaalde een aantal malen nadrukkelijk dat zij het wel zou weten als ze zo’n vent had als hij. En natuurlijk wilde ze ook wel weten hoe het zou zijn om sex te hebben met iemand die bijna niets ziet. Ik schatte in dat zijzelf al een tijdje droog stond, getuige van haar man die zich ten tijde van dit bizarre gesprek binnen gehoorafstand bevond, maar kennelijk geen behoefte had om in te grijpen. De koek tussen die twee was overduidelijk op, verteerd, uitgepoept en doorgespoeld.

Ikzelf zat van een rosé’tje te nippen en ik bekeek het schouwspel met een grote glimlach. Of ik niet had moeten ingrijpen? Neuh, ik besloot dat ik haar deze leuke avond wel gunde. Dit was mijn zoete wraak op manliefs gemopper op mijn huishoudelijke kwaliteiten. En met uitzondering van haar haarkleur, leek Anja net zoveel op Wendy van Dijk als James Brown lijkt op Jan Peter Balkenende. Jody's gezicht sprak boekdelen, maar zij zag het niet, want liefde maakt immers blind, nietwaar? In ieder geval was dit gevalletje Desperate Housewife duidelijk niet zijn type…